Pergerakan melawan musuh dengan secara “lijdelijk verzet” kini menjadi “hangat”. Bertahun-tahun cara itu menjadi caranya pergerakan-nasional dilaksanakan di Hindustan, – kini muncullah ia pula di Indonesia guna melawan wilde-scholen-ordonnantie. Cara ini perlu kita selidiki. Di dalam karangan ini, saya akan membikin beberapa catatan atas methode lijdelijk verzet itu.
Buat pembaca yang belum begitu mengetahui apakah lijdelijk verzet itu, maka ada baiknya lebih dulu di bawah ini saya sajikan dua “gambar”, dua “fragmen” daripada pergerakan itu di Hindustan: pertama: fragmen dari surat Mahatma Gandhi kepada gupernur-jendral Hindia Inggeris yang mengandung ultimatum akan menjalankan lijdelijk verzet, kedua: satu fragmen dari permulaannya lijdelijk-verzetsactie yang sekarang, yakni aksinya Gandhi melawan monopoli garam.
Surat itu adalah tertanggal 2 Maart 1930. Penutupnya berbunyi:
“Indien nochtans Indie als natie leven moet, indien aan de langzame dood van het yolk door uithongering een einde moet komen, dan moet er een middel worden gevonden, dat spoedig verlichting brengtl). De voorgestelde Ronde-Tafel Conferentie is zeker niet het middel daartoe. De kwestie is niet, anderen te overtuigen door argumenten. De vraag is tenslotte, wie het sterkst is. Overtuigd of niet overtuigd. Groot-Brittannie zou haar Indische handel en haar Indische belangen verdedigen met alle krachten, waarover het beschikt. Daarom moet Indie voldoende kracht ontwikkelen, om zich van die dodelijke omknelling te bevrijden. Het is algemeen bekend, dat de partij van het geweld, hoe gedesorganiseerd en, voor het moment, onbetekenend .ze ook moge zijn, niettemin veld wint en van zich laat horen. Haar doel is hetzelfde als het mijne; maar ik ben ervan overtuigd, dat zij de zwijgende millioenen de verzachte verademing niet kan brengen en de overtuiging groeit steeds dieper in mij, dat niets anders dan zuivere geweldloosheid het georganiseerd geweld van het Britse bestuur kan bedwingen. Velen menen, dat geweldloosheid geen actieve kracht is. Mijn ondervinding, hoe beperkt ze ook ongetwijfeld is, leert, dat geweldloosheid een ontzaglijk actieve kracht kan zijn. Ik ben van plan, die kracht in het werk te stellen, zowel tegen de georganiseerde brute kracht van het Britse bestuur als tegen de ongeorganiseerde brute kracht van de grodende partij van het geweld. Stil zitten zou betekenen deze beide krachten de vrije teugel te laten.
1) De meerderheid van het yolk krijgt zelfs niet iederen dag een behoorlijkmaal.
“Daar ik een onvoorwaardelijk en onwrikbaar geloof heb in de hell-zaamheid der geweldloosheid, zoals ik die ervaren heb, zou het van mijn kant niet verantwoord zijn nog langer te wachten. Die geweldloosheid zal haar uitdrukking vinden in een burgerlijke ongehoor-zaamheid, die zich voor het ogenblik bepaalt tot de kloosterlingen van den S a t y a g r a h a Ashrams) maar die tenslotte bestemd is alien te omvatten, die zich bij de beweging met haar voor de hand liggende begrenzingen wensen aan te sluiten.
“Ik weet, dat ik onder de vaan der geweldloosheid, zoals men gerust kan beweren, de kwaadste loop, maar overwinningen der waarheid zijn nimmer zonder gevaren behaald, vaak van de ernstigste aard.
De bekering van een yolk, dat bewust of onbewust heeft geloofd ten koste van een ander yolk, veel talrijker, veel ouder en niet minder ontwikkeld dan het zelf is, is alle mogelijke risico waard. Ik heb opzettelijk het woord “bekering” gekozen. Want ik begeer niet minder, dan het Britse yolk te bekeren, door geweldloosheid, en hen daardoor het kwaad te doen inzien, dat zij Indie hebben gedaan. Ik wens Uw yolk geen kwaad te doen. Ik wil het dienen, evenals ik mijn eigen yolk dien. Ik geloof, dat a het altijd gediend heb, tot 1919 the blindelings.
“Maar toen mijn ogen open gingen, en ik het denkbeeld van noncooperatie opvatte, was het nog mijn doel te dienen. Ik gebruikte hetzelfde wapen, dat ik in alle bescheidenheid met succes heb gebruikt tegen de dierbaarste leden van mijn familie. Als ik voor Uw yolk een even grote liefde heb als voor het mijne, zal dat niet lang verborgen blijven.
Zij zullen het erkennen, evenals sommige leden van mijn familie het erkenden, nadat zij mij verscheidene jaren lang hadden beproefd. Wanneer de mensen zich bij aansluiten, zoals ik verwacht, zullen de beproevingen, die zij moeten dragen, tenzij het Britse yolk tijdig op zijn schreden terugkeert, in staat zijn harten van steen te vermurwen.
Het plan is, door middel van civiele ongehoorzaamheid euvelen, als waarvan ik hier voorbeelden heb gegeven, te bestrijden.
“Zo wij de connectie met Engeland wensen of te breken, is het op grond van zulke euvelen. Wanneer die uit de weg geruimd worden, wordt het pad gemakkelijk. Dan zal de weg tot vriendschappelijke
1) Gandhi’s klooster en school onderhandelingen open staan. Zo de Britse handel met Engeland van hebzucht gezuiverd is, zal het U geen moeite kosten, onze onafhankelijkheid te erkennen.
“Ik verzoek U dus eerbiedig de weg te effenen tot het onmiddellijk afschaffen van die euvelen, en daarmee de weg vrij te maken voor een waarachtige conferentie tussen gelijken, die er slechts op uit zijn het gemeenschappelijk welzijn van alle mensen te bevorderen, door vrijwillige kameraadschap, en de voorwaarden vast te stellen tot wederzijdse hulp en verkeer in beider belang.
“Gij hebt nodeloze nadruk gelegd op de communale problemen, waaronder dit land helaas lijdt. Hoe belangrijk zij natuurlijk zijn bij het opstellen van een regeringsplan. Zij hebben weinig invloed op de grotere problemen, die bovent de dorpsgemeenschappen uitgaan en allen gelijkelijk aangaan.
“Maar, zo gij geen kans ziet in deze euvelen in te grijpen en mijn brief niet tot Uw hart spreekt, zal ik op de 1 le van deze maand met de arbeiders van de Ashr a m, die ik krijgen kan, ertoe overgaan de bepalingen der zoutwetten te overtreden. Ik beschouw die belasting van het standpunt van den arme als de meest onbillijke van alle. Aangezien de onafhankelijkheidsbeweging in wezen er een is voor de armsten van het land, zal met dit misbruik een begin worden gemaakt. Het is een wonder, dat wij ons zo lang aan dit wrede monopolie hebben onderworpen. Ik weet het, het staat U vrij mijn plan te verijdelen door mij te arresteren.
“Ik hoop, dat er tienduizenden zullen zijn, bereid om na mij het werk op ordelijke wijze over te nemen en, door het feit van ongehoor-zaamheid aan de zoutwet, zich bloot te stellen aan de strafbepalingen der wet, die het Wetboek nimmer hadden moeten ontsieren. Ik wens U in het geheel geen of geen onnodige verlegenheid te bezorgen, zover als ik het vermij den kan. Zo gij meent, dat mijn brief iets betekent, zo gij de zaken met mij wenst te bespreken, en zo gij met het oog daarop liever zoudt willen, dat ik de publicatie van deze brief uitstelde, zal ik mij daarvan gaarne onthouden, bij ontvangst van een desbetreffend telegram, spoedig nadat dit schrijven U bereikt. Gij zult mij echter genoegen doen, mij niet van mijn koers of te brengen, tenzij gij een mogelijkheid ziet van overeenstemming met de hoofdzaken uit deze brief. Deze brief is geenzins bedoeld als een bedreiging, maar hij is eenvoudig heilige en dwingende plicht voor de burgerlijk verzet plegende. Daarom laat ik hem speciaal bezorgen ,door een jonge Engelse vriend, die gelooft in de Indische zaak en een overtuigd aanhanger is van de leer der geweldloosheid en die de Voorzienigheid .mij als het ware juist voor dit doel schijnt te hebben gezonden.
“Ik verblijf Uw oprechte vriend.
M. K. Gandhi.”
Jawab atas surat ini adalah sombong sekali.
“Waarde heer Gandhi,
Zijn Excellente. de Onderkoning verzoekt mij U de ontvangst van Uw brief van de 2e Maart mede te delen, hij betreurt het, te vernemen, dat gij van plan zijt op te treden op een wijze, die klaarblijkelijk schending van de wet en gevaar voor de openbare orde moet meebrengen.
Hoogachtend
G. Cunningham, part. seer.”
Mahatma Gandhi tak heran, dan tinggal sabar. Ia berkata:
“De Onderkoning vertegenwoordigt een natie, die niet licht toegeeft, die niet gauw berouw heeft … Zij leent licht het oor aan physieke kracht … Zij kan buiten zichzelf raken bij een voetbalmatch met veel gebroken benen … Zij zal geen afstand doen van de millioenen die zij jaarlijks uit Indie trekt, in antwoord op enig argument, hoe overtuigend oak …
Het antwoord zegt, dat ik “van plan ben op te treden op een wijze, die klaarblijkelijk schending van de wet en gevaar voor de openbare orde moet meebrengen”. Ondanks het woud van boeken met regels en bepalingen is de enige wet, die de natie kent, de wil der Britse overheden, de enige openbare orde, die de natie kent, de orde van een openbare gevangenis. Ik verloochen die wet en beschouw het als mijn heilige plicht, de trieste eentonigheid te verbreken van een gedwongen orde, die het hart van de natie beklemt uit gebrek aan vrije lucht.”
Begitulah gambarnya ultimatum Gandhi kepada gupernur-jendral Hindia Inggeris. Ultimatum ini diabaikan; tidak ada lain jalan kini, melainkan menjalankan apa fang diultimatumkan itu!
“Door de wet aan te tasten, tastte men de regering aan. Er werd een begin gemaakt met het onbillijke zoutmonopolie en de zoutbelasting.
De nuchtere woorden van de commissie tot belastingonderzoek, door de regering aangewezen, luidden: “Voor zoverre zout een essentieel bestanddeel is voor het levensonderhoud, is de belasting in wezen een hoofdgeld. Het wordt hoofdzakelijk betaald door degenen die het minst in staat zijn iets tot de staatsuitgaven bij te dragen. Zout is ook nodig voor verschillende industrieele en landbouw-doeleinden en voor het vee.” De commissie is verder van mening, dat het voor deze doeleinden kosteloos verstrekt zou moeten worden. De tegenwoordige eerste minister Ramsay Mac Donald had enkele jaren geleden geschreven: “Zoutbelasting is afpersing en verdrukking, en als het yolk dat inzag, zou het slechts tot ontevredenheid leiden.” Volgens publicaties van het gouvernement is de engrosprijs van zout per maind (=37,32 kg.) niet meer dan 10 pies (ongeveer een stuiver) terwijl de belasting, die ervan wordt geheven niet minder dan 240 pies is. Dat wil dus zeggen 2400% voor den kleinhandelprijs. Dit staatsmonopolie werkt ook op een, heilloze manier. Op de kust van Madras deponeert de zee ieder jaar rirachtig wit gekristalliseerd zout over een lengte van 30 mijlen.
Die afzetting is een millioen pondsterling waard, maar het gouvernement bewaakt ze met Argus ogen en laat de regen het zout wegspoelen.
In Engeland werd de zoutbelasting afgeschaft in 1825 en Japan, dat er een inkomen van ongeveer tien millioen yen uittrok, schafte ze of in 1919 uit overwegingen van “sociale politiek”.
Verslag uitbrengend voor de zoutcommissie van 1896, zeide William Worthington, een zoutindustrieel: “Er valt niets te zeggen ten gunste van een belasting, die zonder onderscheid drukt op alle soorten van zout en die niet wordt verzacht door enige concessies ten bate van landbouw, visserij, industrie, enz.”
De Indische landbouwer, die de meerderheid der bevolking uitmaakt, kan zich nauwelijks veroorloven voldoende zout aan zijn vee te geven. Aan zout als kunstmest valt voor niet te denken. Er is een verklaring van twee andere eminente Britse autoriteiten op dit punt: “De millioenen armen in Indie, van wie ieder brokje voedsel aldus belast wordt, verkwijnen in hun ellendige liutten, evenals hun hongerig vee.” (Professor William Ross) “Ik zelf geloof, dat het verlies van vee aan veepest (voeg daarbij: en de jammerlijke ontaarding van het ras in het algemeen) in Indie voor een groot deel veroorzaakt wordt door gebrek aan zout.” (Lord Lawrence) Zo hebben het zoutmonopolie en de zoutbelasting gaandeweg een verwoesting aangericht, die tientallen van jaren zou vereisen om te boven te komen.
Deze belasting is nodig om den Britse handel en de Britse scheepvaart te begunstigen. Daar Indie een landbouwland is, voert het voornamelijk ruwe grondstoffen uit. De omvang van den export is tienmaal die van den import. Dit wil zeggen, dat de schepen op weg naar Indie slechts een tiende gedeelte van de .koopwaren aanvoeren, die zij op de thuisreis terugbrengen. Daarom moeten de schepen, op reis naar Indie, grotendeels ledig zijn. Maar ledige schepen kunnen niet in voile zee varen en zij moeten hun ledige ruimte vullen met wat men ballast noemt. Zout wordt geacht de beste ballast te zijn en de accijns van Rs. 1/4 op zout in Indie is juist zo hoog, dat het mogelijk is zout als ballast mede te nemen. Als dat recht minder wordt, wordt de handel in zout uit Liverpool niet langer winstgevend. Vandaar dat de Britse handel met Indie op een eigenaardige manier afhankelijk is van de zoutuitvoer uit Liverpool.
Het uitgevoerde zout, 30% van de gehele hoeveelheid, die Indie consumeert, wordt aan Bengalen en Birma opgedrongen, ofschoon hun kusten jaarlijks millioenen tonnen zout kunnen leveren.
Deze korte uiteenzetting maakt den lezer duidelijk, warom Mahatma Gandhi besloot de zoutwetten het eerst te schenden. Het was iets dat de massa’s gemakkelijk konden begrijpen en aanvaarden.
Dandi, aan de westkust, werd gekozeh als het toneel voor de eerste “strijd”. Het lag op een af stand van ongeveer 180 mijlen van het heiligdom van de Mahatma. Het “leger” moest den opmars naar het “front” op de 12e Maart beginnen en de afstand in 25 dagen afleggen. Intussen werden er orders gegeven om de strijdkrachten over het gehele land mobiel te maken. Mannen, vrouwen en zelfs jongens en meisjes, meldden zich in grote getale aan. Het was zonder precedent in de geschiedenis van Indie. Adellijke dames, die altijd in haar huizen en achter haar sluiers waren gebleven, kwamen voor de dag en sloten zich aan bij de opleidingsclubs. Jonge kinderen trokken door de straten en zongen vaderlandse liederen. Welke regering had het opkomend tijd kunnen stuiten?
Nauwelijks was de werving van de “vrijheidssoldaten” begonnen, of de regering arresteerde een der eerste generaals, Villabbhai Patel, de leeuw van Gujerat, de trots der boeren. Hij werd veroordeeld tot drie maanden gevangenschap. Feestelijke meetings werden in alle provincies gehouden en de aanwerving van “vrijwilligers” ging vlotter dan ooit.
De 12e was de dag van de opmars. Overeenkomstig het communiqué van Jawaharlal Nehru, de president van het Congres, werd de grote dag overal gevierd. De beloften van Onafhankelijkheidsdag werden hernieuwd en gebeden werden gedaan om Gods zegen af te smeken over de eerste groep van de nieuwe orde der “vrijheids-soldaten”.
Precies om 6 u. 30 des voormiddags verliet Mahatma Gandhi, de Generalissimus, met een uitgelezen schare van 79 mensen, zijn klooster. Golvende mensenmassa’s riepen het legertje een vaarwel toe. Ook vrouwen, meer dan duizend in getal, gaven haar zegen. Duizenden vergezelden de marcherende colonne mijlenver. Duizenden stonden langs den weg en strooiden munten, bankbiljetten, bloemen en het gele gelukspoeder, kumkum, uit.
Na zeven mijlen werd er het eerst halt gehouden te Aslali. De dorpelingen begroetten de Mahatma en zijn schare met vlaggen, bloemen, trommels en doedelzakken. In drie dagen legden zij zegevierend dertig mijlen af. De dorpen langs de weg betuigden geestdriftig bijval. Beurzen met geld werden aangeboden en gouvernements-ambtenaren gaven hun betrekking op ter wille van de Nationaal Zaak.
De vermoeienis van de opmars en de inspanning der talrijke openbare bijeenkomsten was teveel voor de Mahatma. Hij kreeg een aanval van rheumatiek en moest leunen op de schouders van zijn kameraden, maar hij weigerde een pony te bestijgen.
Bij een volgende halte, te Ras, voerde de Mahatma het woord op een meeting, trots de bevelen der overheid. Het bevel werd niet gehandhaafd. Het was dezelfde plaats, waar 12 dagen tevoren V. Patel was gearresteerd, louter wegens de bedoeling dezelfde “misdaad” te begaan. De Mahatma raadde de mensen aan alle gouvernements-ambtenaren maatschappelijk te boycotten. “Barbiers, wasbazen en arbeiders moeten weigeren hen te dienen. Zij moeten hen echter verplegen, wanneer zij ziek worden.” Maar toen hij hoorde van een inspecteur van politie, die verhongerde, berispte hij hen streng. “Geef ze te eten, maar groet ze niet.”
De 5e April werd het “front” bereikt. Daar vermaakte men zich met het feit, dat de politie het zout bijeen had geharkt en vermengd met aarde. De volgende dag, de 6e, die reeds vele jaren lang verbonden was geweest met nationale gebeurtenissen van groot gewicht, werd er zout bereid. Geen politie of militairen verschenen op het terrein.
Onmiddellijk daarna gaf de Mahatma order de zoutwetten overal te schenden, waar het mogelijk was. Verder liet hij geen twijfel bestaan, of de breuk moest openlijk zijn en geenzins tersluiks geschieden.
De provinciale commissies van het Congres der steden en dorpen organiseerden “Oorlograden” met dit doel. Het land stond in vuur en vlam van opstand. De zoutkust werd overstroomd door grote menigten “vrijheidssoldaten”. Tweehonderdduizend burgers van Bombay trotseerden op grote schaal de afschuwelijke wet en wierpen onder geestdriftige ceremonien de zoutwet in effigie in zee. Het voorbeeld vond gerede navolging in andere steden: Karachi, een andere grote zeehavenstad aan de kust, opende winkels voor de verkoop van contrabande-zout. Vrouwen weigerden te koken met “wettelijk” zout. Steden in het binnenland, zoals Allahabad, Lahore, Peshawar, bleven niet achter in die opmars naar vrijheid. Zij gebruikten zoute aarde inplaats van zout water, om er de kostbare stof uit te halen.
Een ons zout werd verkocht voor enige honderden rupee’s.
Het gouvernement kon dit alles natuurlijk niet aanzien ainder ernstige bekommering. Plotseling waren de belachelijk theatrale en kinderlijke demonstraties een ernstige bedreiging geworden. Terwijl de Mahatma, de eerste “wetschender” en “zoutdief”, vrijgelaten werd in zijn bewegingen werden zijn volgelingen vervolgd. De grote takken werden het eerst afgehouwen. Men begon met de arrestatie van de zoon van de Mahatma; Subhas Bose en Sen Gupta uit Bengalen. Nariman en Jamnalal Bajaj uit Bombay, Abbas Tyabji, de grote oude rechter in ruste, Jawaharlal Nehru, de ongekroonde koning van Indie,
en de meeste andere hoofden in verschillende provincies werden in hechtenis genomen. leder uur bracht berichten van arrestaties en veroordelingen uit alle windstreken. Ook vrouwen werden niet gespaard. En ook jonge kinderen kregen meer dan hun deel bij deze vrijheidsdistributie. De vreugde van de Mahatma kende geen grenzen bij deze actie van de vijandelijke linies. Gevangenissen werden tempels der vrijheid. Voor het yolk was het een pelgrimstocht. Wie er het eerst in kwamen, werden door de anderen benijd, terwijl vrouwen, moeders en zusters hun mannen, zonen en broeders met de traditionele ceremonien naar het “front” zonden.
Bij het toenemen van het aantal gevangen genomenen, ging ook de werving sneller. Het gouvernement verloor vele van zijn loyale dienaren en trouwe bondgenoten. Meer dan 200 politieagenten en dorpsbeambten zegden hun betrekking op, die zij zondig achtten.
Alle vertegenwoordigers van het Congres deden afstand van hun zetels in de provinciale en centrale parlementen. Ook V.J. Patel, de voorzitter van het centrale parlement, verliet zijn post. “Tengevolge van de boycott van dit huffs door de Congresmensen, gevolgd door de uittreding van Pandit Malaviya en zijn loyale volgelingen, heeft het Huis zijn representatief karakter verloren. Het spreekt vanzelf, dat het Huis voortaan slechts bestaan zou om de decreten der executieve te registreren, en ik zou mijn land een slechte dienst bewijzen, wanneer ik voortging zulk een lichaam een vals prestige te verlenen door het nog langer te presideren.
“Mijn yolk is gewikkeld in een strijd op leven en dood voor zijn vrijheid. De beweging van burgerlijke ongehoorzaamheid, georganiseerd door het Congres onder leiding van Mahatma Gandhi, de grootste man van de moderne tijd, is in voile gang. Honderden uitnemende landgenoten van mij hebben reeds hun plaatsen gevonden in Zijn Majesteits gevangenissen. Duizenden zijn bereid om zo nodig hun leven te offeren, en honderdduizenden gaan vrijwillig in gevangenschap om der wile van die grote beweging. Onder deze omstandigheden is mijn plaats bij mijn landgenoten, met wie ik besloten heb schouder te staan, en niet in mijn zetel in het Huis.”
Begitulah adanya dua fragmen yang saya sajikan pada pembaca untuk mendapat penglihatan sedikit di dalam lijdelijk-verzetsactie di Hindustan yang akhir ini.
Apakah azas-azas dan elemen-elemennya lijdelijk verzet di Hindustan itu? Marilah hal itu kita selidiki di dalam karangan yang akan datang, supaya kemudian bisa mengemukakan catatan-catatan kita atas strijdmethode ini di India dan di Indonesia.
“Suluh Indonesia Muda”, 1932